Monday, December 1

Berekend en berekent uitgelegd: zo kies je voortaan moeiteloos de juiste vorm

Twijfel je tussen berekend en berekent? Je ziet in één oogopslag het verschil: berekent is de persoonsvorm nu (je berekent), bij inversie valt de t weg (bereken je?), en met hulpwerkwoorden of in passieve zinnen kies je berekend (hebt/is/wordt berekend) – ook als bijvoeglijk naamwoord: de berekende prijs. Met duidelijke regels, voorbeelden en handige checks (zoals: past “gemaakt”, dan past “berekend”) voorkom je voortaan dt-fouten en verwarring met berekenend.

Berekend of berekent: het verschil in één oogopslag

Berekend of berekent: het verschil in één oogopslag

Deze vergelijkingstabel laat in één oogopslag zien wanneer je berekent gebruikt en wanneer berekend klopt, met heldere voorbeelden en een snelle check voor lastige zinnen.

Vorm Wanneer gebruiken Voorbeeldzin Tip/kenmerk
berekent (persoonsvorm, tt) Tegenwoordige tijd bij je/jij, hij/zij/het, u (stam + t) Je berekent de kosten van het project. In inversie: Bereken je de kosten? (zonder -t)
berekend (voltooid deelwoord) Na hebben/zijn of als deel van een voltooid tijd We hebben het totaalbedrag berekend. Geen ge- door voorvoegsel be-; eindigt op -d (‘t kofschip)
wordt/werd/zal worden berekend (passief) Als het onderwerp ondergaat wat iemand berekent Het bedrag wordt automatisch berekend. Nooit: wordt berekent
berekend (bijvoeglijk naamwoord) Als eigenschap of resultaat: “uitgerekend/voorzien” We namen een berekend risico. Verwar niet met berekenend (= calculerend persoon)

Kortom: berekent is de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, berekend is het voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord; in passieve zinnen staat altijd wordt berekend.

Twijfel je tussen berekend en berekent? Denk dan eerst na over de rol van het woord in je zin. Berekent is de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: je gebruikt het als iemand nu iets doet, bijvoorbeeld “je berekent de btw”. Let op de inversie: staat het werkwoord voor het onderwerp, dan valt de -t weg bij jij/je, dus “bereken je de btw?”. Berekend is het voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Je ziet het bij hulpwerkwoorden als hebben, zijn of worden: “we hebben het bedrag berekend” en in de lijdende vorm “het bedrag wordt berekend” (nooit “wordt berekent”). Als bijvoeglijk naamwoord beschrijft het een zelfstandig naamwoord: “de berekende prijs”, “een berekende keuze”.

Handige check: kun je er “hebt/is/wordt” voor zetten, dan is berekend juist; gaat het om wie de handeling doet in het nu, dan kies je berekent. Over de spelling: bij werkwoorden met het voorvoegsel be- krijg je in het voltooid deelwoord geen ge-, dus berekend. De d aan het einde komt doordat de stam eindigt op een klinker/sonore medeklinker (niet in ‘t ex-kofschip), waardoor je -d schrijft. Verwar berekend niet met berekenend, dat een karaktereigenschap weergeeft (“sluw, calculerend”). Met deze vuistregels kies je snel de juiste vorm en oogt je tekst meteen professioneler.

Wanneer je berekent (persoonsvorm, tegenwoordige tijd)

Je gebruikt berekent als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd wanneer iemand nu iets doet of gewoonlijk doet. Denk aan zinnen als: je berekent de btw op je factuur, elke maand bereken je je kosten, morgen berekent de boekhouder de korting. De basisregel is stam + t: de stam is bereken-, dus je krijgt berekent bij jij/je, hij/zij/het. Let op de inversie: staat het onderwerp na het werkwoord, dan valt de -t weg bij jij/je en krijg je bereken je, bijvoorbeeld in een vraag: bereken je de btw goed? Bij ik gebruik je de stam zonder -t (ik bereken) en bij wij/jullie/zij krijg je berekenen.

Krijg je hulpwerkwoorden als heb, ben of word, dan verlaat je de tegenwoordige persoonsvorm en kom je bij berekend terecht.

Wanneer berekend klopt (voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord)

Je gebruikt berekend wanneer het gaat om het resultaat van een handeling, niet om de handeling zelf. Als voltooid deelwoord staat het vaak na een hulpwerkwoord: je hebt de korting berekend, het totaal is berekend, het btw-bedrag wordt berekend. Hier beschrijf je dus dat iets klaar is of gaande is in de lijdende vorm. Als bijvoeglijk naamwoord geeft berekend een eigenschap van een zelfstandig naamwoord: de berekende prijs, een berekend risico, een berekende afschrijving.

Let op de spelling: bij werkwoorden met be- komt er geen ge- bij het voltooid deelwoord, dus berekend. Je schrijft een d omdat de stam niet eindigt op een ‘t kofschip-klank. Verwar berekend niet met berekenend, dat een karaktereigenschap betekent en niets met tijd of voltooiing te maken heeft.

Mini-beslisboom om direct te kiezen

Begin bij de kernvraag: staat er een hulpwerkwoord in je zin, zoals hebt, is, wordt, werd of zou worden? Dan kies je berekend, want je gebruikt het voltooid deelwoord of de lijdende vorm: het totaal is berekend, de prijs wordt berekend. Staat er géén hulpwerkwoord en gaat het om iemand die nu iets doet, dan heb je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en schrijf je berekent: je berekent de btw.

Komt jij of je na het werkwoord te staan, dan valt de -t weg: bereken je de btw? Staat het woord direct voor een zelfstandig naamwoord en geeft het een eigenschap aan, dan kies je ook berekend: de berekende prijs, een berekend risico. Twijfel je nog, vervang het door gemaakt: past gemaakt, dan past berekend.

[TIP] Tip: Test met ‘hij’: hij berekent; anders schrijf je ‘berekend’.

Spellingregels stap voor stap

Spellingregels stap voor stap

Twijfel je tussen berekent en berekend? Volg deze drie regels stap voor stap en je kiest altijd de juiste vorm.

  • Tegenwoordige tijd (persoonsvorm): stam + t -> jij/je/hij/zij/het berekent; ik bereken; wij/jullie/zij berekenen. Let op inversie: staat jij/je achter de persoonsvorm, dan valt de t weg (bereken je, morgen bereken je?).
  • Voltooid deelwoord: berekend. Werkwoorden met be- krijgen geen ge-; de eindletter is d volgens ‘t ex-kofschip (dus geen t).
  • Passieve en samengestelde tijden: met worden, zijn of hebben gebruik je altijd berekend (het bedrag wordt berekend, het totaal is berekend, je hebt het berekend).

Controleer dus eerst de zinsfunctie: persoonsvorm nu tijd -> berekent; voltooid deelwoord of passief/voltooide tijd -> berekend. Zo schrijf je het in één keer goed.

Tegenwoordige tijd: stam + t (berekent)

In de tegenwoordige tijd schrijf je bij berekenen de persoonsvorm met stam + t: je, jij, hij, zij en het krijgen berekent. De stam is bereken-, dus je schrijft: je berekent de btw, hij berekent de korting. Bij ik gebruik je alleen de stam: ik bereken. Bij wij, jullie en zij komt de uitgang -en terug: wij berekenen. Let scherp op inversie: staat je of jij achter het werkwoord, dan valt de -t weg en krijg je bereken je of bereken jij, bijvoorbeeld in vragen of na een tijdsbepaling: bereken je dit meteen? Morgen bereken je dit.

Gaat het niet om iemand die nu iets doet maar om een voltooid resultaat of een passieve vorm, dan kom je terecht bij berekend, niet berekent.

Voltooid deelwoord: berekend (zonder ge- en d volgens ‘t ex-kofschip)

Het voltooid deelwoord van berekenen is berekend. Je zet er geen ge- voor, omdat het werkwoord met het voorvoegsel be- begint: bij zulke werkwoorden vervalt ge-. De slotletter is een d volgens de ‘t ex-kofschip-regel: kijk naar de laatste klank van de stam (bereken-). Die eindigt op n, en n staat niet in ‘t ex-kofschip (de reeks met harde, stemloze klanken), dus kies je -d en krijg je berekend.

Je gebruikt het bij hulpwerkwoorden en in de passieve vorm: je hebt het totaal berekend, het bedrag is berekend, de kosten worden berekend. Als bijvoeglijk naamwoord blijft het hetzelfde: de berekende prijs, een berekend risico. Handige check: past gemaakt, dan past berekend.

[TIP] Tip: Nu bezig? hij berekent. Klaar? berekend.

Veelgemaakte fouten en lastige zinnen

Veelgemaakte fouten en lastige zinnen

Hier gaat het vaak mis: kleine plaatsfouten of een verkeerde vorm zorgen direct voor een spelfout. Met deze aandachtspunten kies je zeker tussen berekend en berekent.

  • Je voor of achter de persoonsvorm: je berekent vs bereken je. Staat je/jij vóór de persoonsvorm, dan krijg je stam + t: je berekent de btw. Komt je/jij erachter (vraag of inversie), dan verdwijnt de t: bereken je de btw? In een bijzin blijft de t staan: … dat je de btw berekent. Let ook op de gebiedende wijs: bereken het verschil! (zonder t).
  • Passieve vormen en hulpwerkwoorden: het bedrag wordt berekend (nooit wordt berekent). Zie je een hulpwerkwoord (hebt/heeft, is, wordt, werd, zal/zou worden), kies altijd berekend: het bedrag is berekend; we hebben het opnieuw berekend. Bijvoeglijk gebruikt blijft het ook -d: de berekende prijs, een berekend risico.
  • Niet verwarren met berekenend (karaktereigenschap). Berekenend met -nd beschrijft iemands manier van doen: een berekenend politicus; zij handelde berekenend. Dat is iets anders dan berekend/berekent.

Twijfel je? Maak er een vraag of bijzin van en luister of de -t blijft: je berekent – bereken je?; … dat je berekent. Zie je een hulpwerkwoord (is/wordt/heeft), kies dan altijd voor berekend.

Je voor of achter de persoonsvorm: je berekent VS bereken je

Het verschil draait om de plek van je in de zin. Staat het onderwerp je vóór de persoonsvorm, dan krijg je stam + t: je berekent de btw. Komt het werkwoord eerst en volgt je er direct achter (inversie), dan valt de t weg in de tweede persoon enkelvoud: bereken je de btw? Hetzelfde geldt in mededelende zinnen na een bijwoord: morgen bereken je de btw.

In bijzinnen staat het onderwerp voor de persoonsvorm en blijft de t: dat je de btw berekent. Let op: deze t-valregel geldt alleen voor jij/je; bij hij/zij/het blijft de t altijd staan, ook bij inversie: berekent hij dit? Verwar dit niet met de gebiedende wijs: bereken het verschil!

Passieve vormen: het bedrag wordt berekend (nooit wordt berekent)

In de lijdende vorm (passief) staat niet de doener centraal, maar de handeling of het resultaat. Je vormt die met worden of zijn plus het voltooid deelwoord. Daarom schrijf je: het bedrag wordt berekend, het bedrag werd berekend, het bedrag zal worden berekend, het bedrag is berekend. Nooit “wordt berekent”, want wordt is al de persoonsvorm en na hulpwerkwoorden gebruik je het voltooid deelwoord berekend.

Ook met modale werkwoorden blijft dat zo: de btw moet/kan/mag worden berekend. Voeg je de handelende persoon toe, dan kan dat met door: het bedrag wordt door de boekhouder berekend. Twijfel je? Vervang het door gemaakt: als “wordt gemaakt” klopt, dan past “wordt berekend”.

Niet verwarren met berekenend (karaktereigenschap)

Berekenend met -end is iets heel anders dan berekend of berekent. Berekenend beschrijft iemands houding of karakter: iemand die koel en calculerend te werk gaat. Je gebruikt het dus als bijvoeglijk naamwoord bij personen of hun gedrag: een berekenend type, een berekenende strategie. Het gaat niet om een rekenactie of een voltooid resultaat, maar om de manier waarop iemand iets doet.

Vergelijk: een berekend bedrag (resultaat van rekenen) en een berekenend persoon (iemand die sluw plant). Berekent is de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: je berekent de kosten. Berekend is het voltooid deelwoord: de kosten zijn berekend. Handige check: kun je het vervangen door calculerend of sluw, dan kies je berekenend; kun je gemaakt invullen, dan past berekend.

[TIP] Tip: Schrijf ‘berekent’ bij persoonsvorm, anders ‘berekend’ als voltooid deelwoord.

Voorbeelden en korte oefening

Voorbeelden en korte oefening

Kijk eerst naar herkenbare situaties: in je facturatie schrijf je “je berekent de btw”, terwijl op de offerte “de berekende prijs” staat, en in de planning lees je “het totaal wordt berekend”. In een vraag met inversie verander je de vorm: “bereken je het verschil?” maar in een bijzin blijft de t staan: “dat je het verschil berekent”. Kleine oefening om het direct toe te passen: 1) Je … de marge elke maand. 2) De marge wordt … door het systeem. 3) Gisteren heb je de marge … . 4) Morgen … je de marge opnieuw. 5) De … marge staat in het rapport.

Controleer jezelf met de vuistregels en vergelijk met deze antwoorden: 1) berekent (persoonsvorm, tegenwoordige tijd), 2) berekend (passief met worden), 3) berekend (voltooid deelwoord na hebt/heeft/heb), 4) bereken (inversie: werkwoord vóór je, dus geen t), 5) berekende (bijvoeglijk naamwoord). Met deze patronen zie je snel het verschil: gebruik berekent wanneer iemand nu handelt, bereken bij inversie met je, en berekend zodra je een hulpwerkwoord of een bijvoeglijk gebruik nodig hebt. Zo maak je in elke zin moeiteloos de juiste keuze.

Veelvoorkomende zinsituaties uit werk en studie

Op je werk bereken je de btw op een factuur, maar in het verslag noteer je de berekende btw; in offertes staat vaak de berekende prijs, terwijl je in Excel de totalen berekent. In een helpdesktool lees je dat het bedrag automatisch wordt berekend, maar als je een collega aanspreekt, vraag je: bereken je dit vandaag nog? In een projectplan schrijf je dat je de kosten berekent, en na oplevering: de kosten zijn berekend.

Tijdens je studie bereken je de gemiddelde score of de foutmarge, en in je scriptie verwijs je naar de berekende waarden; in een bijzin blijft de t staan: dat je de variantie berekent. Twijfel je, kijk dan of er een hulpwerkwoord staat: dan hoort berekend.

Oefen zelf: kies berekend of berekent (met korte uitleg bij de antwoorden)

Probeer deze zinnen en check daarna meteen je keuze: Je … de btw vandaag; antwoord: berekent, want het is de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (stam + t). Morgen … je de btw opnieuw; antwoord: bereken, omdat bij inversie je achter het werkwoord staat en de t wegvalt. Het totaal … automatisch …; antwoord: wordt berekend, want in de passieve vorm gebruik je worden + voltooid deelwoord. Je … het totaal al …; antwoord: hebt berekend, omdat er een hulpwerkwoord staat en je dus het voltooid deelwoord nodig hebt.

In de offerte staat de … prijs; antwoord: berekende, bijvoeglijk gebruik voor een zelfstandig naamwoord. Zie je een hulpwerkwoord of staat het woord als eigenschap bij een zelfstandig naamwoord, dan kies je berekend; gaat het om een handeling nu, dan is het berekent.

Veelgestelde vragen over berekend of berekent

Wat is het belangrijkste om te weten over berekend of berekent?

Gebruik berekent als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: stam + t. Gebruik berekend als voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord. Denk: doe je het nu? berekent. Is het klaar of eigenschap? berekend.

Hoe begin je het beste met berekend of berekent?

Begin met de vraag: is het de persoonsvorm in tegenwoordige tijd? Zo ja: berekent (stam + t). Zo nee: vaak voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord: berekend. Check passief: wordt berekend, nooit wordt berekent.

Wat zijn veelgemaakte fouten bij berekend of berekent?

Veel fouten ontstaan bij je/jij voor of na de persoonsvorm: je berekent, maar bereken je? Ook passief gaat mis: het bedrag wordt berekend. Verwissel het niet met berekenend (karaktereigenschap) of met een onterecht ge-.